|
Post by Migean on Sept 10, 2014 22:22:49 GMT 1
Ergens op het westelijk continent.
Een paard met ruiter volgde een grote baan. Verderop in de struiken hielden enkele rovers schuil. Ze hadden de ruiter zien aankomen. Ze hadden geen idee of het een mens of elf was. Maar elfen kwamen in deze streken niet, dus besloten ze dat hij een dwaas moest zijn om hier alleen te reizen. De reden waarom de kap van de zwarte mantel voor het gezicht hing was omdat hij moe moest zijn. Dat was toch wat een paar van hen dachten en wat hun leider hun verteld had.
Het moment brak aan. Het paard stapte op de takjes die ze op de baan hadden gelegd. Een van hen sneed een touw door, een boomstronk zwierde van de ene kant van de baan naar de andere kant. Een plof bleef uit. Met getrokken wapens kwamen ze te voorschijn, of toch degenen van hun die nog recht konden staan. Ze keken om hen heen maar zagen de ruiter niet, het paard stond doelloos op de baan. Ze keken elkaar aan en merkten dat enkelen van hun bende ontbraken. Staal flitste door de lucht en brak het zwaard van de bendeleider in twee. Hij staarde in de oogkassen van een schedel. Het leek of het grijnsde vlak voor het zwart werd voor zijn ogen.
Even later werd de bende wakker. Vastgebonden rond een boom. Ze kregen geen beweging in het touw. "Hé, jij daar." riep hun leider naar een voetganger die op de baan liep. "Kan je ons losmaken?" De vreemdeling kwam dichterbij, deze was ook anders besloot de bendeleider, om te beginnen droeg hij geen schoeisel en waren zijn voet heel harig, dat hij ook nog eens een staart had zorgde ervoor dat hij wenste dat hij geen hulp gevraagd had. Skaven kwamen normaal gezien niet voor in deze gebieden, ze waren maar verhalen. Net zoals elfen, orken en dergelijke. Het beest rook aan hem, hij probeerde zich weg te trekken. "Slaap eerst." zei het beest. "Daarna mogen jullie met mij mee naar de stad." Knars draaide zijn rug naar de rovers toe. "Eh, zou je ons niet kunnen losmaken?" "Zodat jullie jullie wapens kunnen nemen, me doden en verder jullie gang kunnen gaan?" vroeg Knars, hij wachtte niet op antwoord. "Ik ben hier naartoe gestuurd om jullie voor de baljuw te leiden wegens roversactiviteiten, ik ben een sergeant van de stadwacht van Glustad. Nee jongens, slapen jullie maar mooi aan de boom."
Lin sloop door de struiken, het was donker, ze was hongerig en rook vlees. Ze zag iemand met zijn rug naar haar zitten. Verderop was een groepje mensen vastgebonden aan een boom. "Kom er maar bij." zij de gestalte zonder om te kijken. Lin bewoog niet meer, ze hield haar adem in. Ze dacht na, ze had geen geluid gemaakt. "Wees niet bang." Een paar van de jongens werden wakker. "Help ons, het is een grote rat, hij wil ons opeten en jullie ook!" riepen ze het duister in. "Dood hem en bevrijd ons!" Lin dook naar voor, trok haar dolk, maar de gestalte zat er niet meer. Harige vingers omsloten haar pols, ze liet haar dolk vallen. Ze stootte met haar andere hand tegen de snoet van Knars. Daarna probeerde ze hem onderuit te schoppen. Hij bleef staan. Onbeweeglijk. Behalve zijn neus. Toen liet hij haar los en wandelde naar zijn vuur terug. Ze vond haar adem terug, nam een werpmes en zag hoe Knars razendsnel met zijn staart bewoog en het mes uit haar handen sloeg. "Ga zitten en eet." zei hij. Ze dacht na, snel, "Wat ben je aan het braden." "Konijn." Ze probeerde achter de bedoelingen van de gigantische rat te komen. Geen idee. "Waarom praat jij geen, ehm, Skavens?" "Ik ben geen Skaven." zei Knars, zijn ogen blonken in de nacht, "Ik ben een rat. Iets groter dan een normale, iets menselijker. Maar ik ben geen Skaven. Ik ben geen ongedierte zoals hen." "Een rat?" "Ja, een rat, betoverd, je weet wel. Hocus pocus en dergelijke." "Magie." "Ja." "En?" "En wat?" "Een betoverde rat zit hier aan het vuur, presenteert een deel van een konijn aan een meisje en verderop is er een bende jongens aan een boom geknoopt." "Rovers. Migean heeft dat gedaan." Hij kon haar verbazing zien in het donker, daarvoor had hij niet eens licht nodig. "Ken je hem?" "Ik zoek hem. Ken jij hem?" "Hij is mijn vriend, hij heeft me uit de handen van mijn meester gered en me bij de stadswacht van Glustad aanbevolen." "Waar is hij." "Eet en slaap meisje, je zal hem vandaag niet meer inhalen. Waarom zoek je hem?" "Hij is mijn vader." Nu was het Knars beurt om verbaast te zijn. "Vader, Migean heeft een dochter, geadopteerd dan? Heeft me niks over verteld." "Ik ben niet geadopteerd." "Maar, Migean, ik bedoel, je vader," Knars aarzelde, "Kan toch niet, ehm." "Toch wel." "Spreken we wel over dezelfde. Migean, grote man, zwarte mantel, speciaal zwaard van dwergenstaal, geoefend krijger, geoefend magiër, beetje bleek, heel bleek." "Betoverd, een beetje zoals jij." "Oké." Knars knaagde wat op zijn lip voor zover hij dat kon. "Ik ga slapen." En hij legde zichzelf neer op het gras en sloot zijn ogen. "Geloof je me niet?" Hij opende een oog en keek naar de sterren. "Je ruikt een beetje naar hem."
|
|
|
Post by Migean on Sept 14, 2014 20:15:39 GMT 1
De hamers in de smidse dreunden op het staal dat op het aambeeld lag. Om beurten sloegen meester en leerling. Het was de enige smidse in de smedenstraat van Glustad waar nog gewerkt werd zo laat. Joni was jaren geleden als leerjongen begonnen, de meester beschouwde hem nog altijd als een leerling, ook al zou hij met gemak gebruiksvoorwerpen en wapens kunnen maken die het werk van de andere smeden overtreffen. "En toch vind ik het jammer dat u geen dochter heeft meester." De meester keek even op tussen de slagen door. "Dan zou ik deze smidse kunnen erven." "Doorwerken jongen." zei de meester. De meester was geen prater. Dat zat niet in zijn aard. Als er klanten waren werd er nooit over koetjes en kalfjes gepraat. Soms praatte hij met de klanten over vaders en grootvaders, soms eens een overgrootvader, maar daar bleef het dan bij. Wat telde was goud. De hoeveelheid goud hij klanten kon aftroggelen. Zo leek het althans. Langs de andere kant, ze betaalden voor wat ze kregen. Nooit, maar ook nog maar nooit was een klant komen klagen. Toen hij nog ging drinken met de voormalige leerlingen van andere smeden hoorde hij af en toe over ontevreden klanten. Die voormalige leerjongens waren ondertussen smid geworden. Ze waren terug naar hun eigen stad gegaan om hun vaders smidse over te nemen, of namen de smidse van hun leermeester over. Misschien één heeft een eigen smidse ergens gestart in een dorp, ergens ver weg. "Je mag gaan Joni." Drie dagen hebben ze gewerkt aan dit zwaard, Joni had geen idee voor wie het was. Joni was er niet bij toen die klant langskwam. Het interesseerde hem wel voor wie het was, het zag er heel eenvoudig uit, in tegenstelling tot de meeste zwaarden die door de handen van zijn meester gingen. Joni mocht de gewone zwaarden smeden normaal, maar dit zwaard niet. Hij trok de deur achter zich dicht. En legde zijn oor te luisteren. Hij hoorde een deur opengaan en voelde hoe de laars van zijn meester hem tegen de knieën raakte. "Koest, vort, weg." De dwerg keek Joni na terwijl die weghinkte, de meester kon hard schoppen, en het kwam extra hard aan met die met staal beslagen laarzen. Toen Joni weg was keerde de dwerg terug naar het zwaard. Met een veer streelde hij erover, hij sprak woorden in een andere taal.
|
|
|
Post by Jules on Sept 17, 2014 15:56:32 GMT 1
Yang had besloten dat het voor vandaag wel welletjes was geweest. Hij had vele mijlen gewandeld, in de hoop dat hij de afstand tussen zijn achtervolgers groter had gemaakt. Daarvan kon hij nooit zeker zijn. Hoewel hij goed was opgeleid, hadden zijn ex-kameraden dezelfde opleiding als hij gekregen. Bovendien kon hij het zich niet permitteren om te paard te reizen, dat zou te veel onnodige aandacht trekken.
Yang had geprobeerd de afgelopen weken zoveel mogelijk steden te ontwijken. Dat lukte hem aardig, maar de tijd was gekomen dat hij niet anders kon dan een dorp bezoeken. Zijn voorraad raakte op, en er was maar zoveel dat je kon doen met een bot mes en versleten kleding. Als hij zo verder trok, mislukte zijn plan om zo weinig mogelijk aandacht te trekken faliekant. Hoe meer geradbraakt hij eruitzag, hoe meer attentie hij zou krijgen.
Met een zucht gooide Yang zijn schoudertas over een tak van een boom. Hij genoot van de hoogte en voelde zich altijd veiliger op zo’n plek in de lucht dan gewoon in de modderige grond. Hij zocht met zijn handen steun en trok zich op. Zijn voeten volgden de steunpunten en na een paar seconden zat Yang veilig en droog op één van de takken van een grote beuk. Hoog genoeg om de wereld rondom hem te overzien en niet te worden bespied van onderaf.
Yang haalde de kruisboog van zijn rug en leunde tegen de stam van de beuk. Hij trok zijn knieën tegen zijn borst en legde zijn heuptas erop. ‘Een menselijke tafel’, zoals hij het altijd noemde. Er was geen nood aan een vuur vanavond. Hoewel het tegen de ochtend vochtig en mistig zou zijn, was het ’s nachts nog doenbaar warm. Niets dat een deftige cape kon verhelpen. En aangezien Yang geen vlees meer had om te braden, zou een kampvuur alleen maar voor onnodige ellende zorgen.
Yang opende de heuptas, en haalde een stuk hard brood en verschrompelde worst uit vlekkerig papier. Hij hief zijn rechterbeen op, zodat hij de heuptas eronder kon stoppen en liet zijn kruisboog aan zijn linkerarm bengelen. De rechterhand diende om te eten. Het was misschien een ongemakkelijke houding, maar door maanden ervaring, was hij het gewend geraakt. Nu vond hij het de efficiëntste manier. Op deze manier kon hij snel wegvluchten, moest dat nodig blijken. En met zijn kruisboog nog steeds binnen handbereik, zouden vijanden niet te dichtbij geraken.
Yang scheurde met zijn tanden een stuk brood af en begon te knauwen. Het smaakte naar niets, maar het leek zijn grommende maag toch iets tot bedaren te brengen. Morgen zou hij koers moeten zetten naar een dorp. Liefst zo klein mogelijk, waar niet teveel getuigen waren en niet teveel vragen werden gesteld. Maar voor vanavond zou hij proberen uit te rusten.
|
|
|
Post by Jules on Sept 17, 2014 16:12:31 GMT 1
Yin zette de laatste boeken die ze onder haar arm had, terug op hun plek tussen de stoffige boekenplanken. De meeste dorpelingen vonden haar gek dat ze uit vrije wil een hele dag doorbracht in de duffe bibliotheek, vooral omdat er maar weinig geleerden rondliepen, maar voor haar was het thuiskomen.
Met een kleine glimlach streelde Yin lieflijk de ruggen van de verschillende nieuwe aanwinsten. Boeken in verschillende talen, losse perkamenten, verschrompelde edities. De boeken hadden een plek in haar hart veroverd, vooral sinds ze haar enige vriend, of toch de enige doe haar niet scheef aankeek wanneer ze het over haar vreemde liefde had, had verloren. Yin was er zeker van dat haar broer nog ergens op de aardbodem ronddoolde, de vraag was alleen waar. Ze was er zo zeker van, omdat dat iets was dat ‘tweelingen nu eenmaal voelen’. Zo legde ze toch altijd uit…
‘Dat zal het zo ongeveer wel zijn voor vandaag…’ Zei Yin tegen zichzelf, terwijl ze haar handen in haar zij stak en tevreden naar de boekenkasten keek. De vaste bezoekers waren al gepasseerd en ze verwachtte niet dat er nog iemand de bibliotheek zou binnensukkelen. Ze draaide zich op haar hielen om en zwaaide naar de grijze bibliothecaris die achter zijn bureau zat weg te dromen. Eigenlijk was er al te weinig werk voor één persoon, laat staan voor twee. Maar Yin was koppig op dat vlak en had haar zin kunnen doordrukken op de arme man. Ze werd dan ook niet betaald voor haar werk en moest bijverdienen bij haar vader.
‘Tot morgen!’ Riep Yin vrolijk terwijl ze de houten toegangsdeuren tot de bibliotheek opende. Dat ging altijd gepaard met zwaar gekraak, waardoor de oude grijsaard wakker schoot in zijn stoel. ‘Mjaaa…hmmm…mmmorgen…’ Mompelde hij terug, vooraleer hij weer indoezelde. Yin glimlachte, schudde met het hoofd en liep de straat op. Een laatste straal zonlicht verlichtte even de muffige, oude bibliotheek, vooraleer die weer in duisternis werd gehuld.
|
|
|
Post by Migean on Sept 20, 2014 22:07:56 GMT 1
Met Migean en heer Jurojin gingen het kasteel binnen via een geheime gang. Vermoedelijk kennen ze het bestaan van de tunnel door Jurojins pleegvader Aresius. Eenmaal binnen gingen we op zoek naar de krijgsheer die het land veroverd had toen Jurojin nog klein was. Er waren heel wat schermutselingen, echter Mig nam de meeste krijgers voor zijn rekening. Ik ben blij dat Migean toen met ons mee was, met een krijger als hem konden we heel de wereld aan. Maar u kent hem evengoed als ik hem ken. Na een uur raakten we uiteindelijk bij de troonzaal. De weg werd ons versperd. Vier krijgers hielden een trol in bedwang. Ik dacht dat Migean gewoon zijn zwaard ging trekken en de trol in stukken snijden, maar nee, hij sprak tot de trol. Ik weet niet welke taal, volgens Milo moet het Orks geweest zijn. De trol antwoordde in de algemene taal van het westen Vrouwe. Hij zei, en dit zijn zijn woorden: "Vrijheid." Nouja, zijn woord. Daarna rukte hij de kettingen uit de handen van zijn meesters. Als Migean hem niet tegengehouden had dan had hij die mannen gewoon geplet en opgegeten. Ze waren ernstig aan het bloeden nadat ze klappen gekregen hadden van de trol, maar Migean zei tegen Bus, dat is de naam van de trol, "Eet mensenvlees en ik dood je." en de trol luisterde gewoon. Ik dacht dat trollen niet slim waren. Ja, ze zijn traag, en groot, lelijk en ze stinken uren in de wind. Nu woont Bus bij de brug van het kasteel. Het is de beste bewaker die ik me maar kan indenken. Hij eet wel veel vlees. Maar tot nu toe blijft hij bij koeien. Hij is ook een van de enigen in dit vreemde land met wie ik kan spreken. Het is een eer voor mij dit land te regeren in naam van heer Jurojin. Maar soms vraag ik me af of hij de goede keuze heeft gemaakt.
uit: brieven aan Leane, koningin van Narara geschreven door Benedict onderwerp: Jurojin in het oosten, brief 4 De smid riep Joni naar het raam. "Zie je die jongens die Knars naar de baljuw brengt?" Joni kwam naast hem staan. "Ja, met hem had ik het 7 jaar geleden aan de stok. Jij hemt hem weggejaagd en mij hier als leerjongen aangenomen." "En het eerste jaar kwam er niemand van de stadshouder zijn familie hier nog bestellingen plaatsen Joni, gewoon omdat ik je beschermde, want die jongen, is zijn kleinzoon, zijn enige kleinzoon. De baljuw zal hem moeten vrijlaten. Ik vrees dat Knars in de problemen komt te zitten." "Ik dacht dat je hem niet mocht." "Ah, hij valt best mee, voor een rat." Joni's ook viel op Lin die achter de geketende bende aansjokte. "Meester, wie is dat? Kan dat wel, die huid, zo, geelachtig." "Die is ver van huis." "Ken je haar?" "Nee jongen. Maar mijn volk heeft nog gehandeld met mensen met zo'n kleur. Rare taal heeft dat volk, dus hebben we ze dwergs geleerd." Knars sloot de jongens op in de kleine gevangenistoren. Daar waar iedereen terechtkwam voor ze veroordeeld werden. "Straks lopen we weer rond ratje." "Ben je daar zo zeker van." de jongen deinsde achteruit toen Knars heel dichtbij kwam met zijn snuit. "Dan gaan we je koudmaken rat, een spies door je hart." Knars trok zich van de volgende beledigingen niks aan en wandelde terug naar buiten waar Lin op hem stond te wachten. "Laten we maar gaan ontbijten, de rechter zal straks over het lot van die jongens beslissen en de baljuw zal er op zien dat ze veroordeeld worden." "Jij gelooft hard in het recht van deze stad." "Die rovers maakten al maanden de streek onveilig." Uren later liep er een soldaat naar de gevangenistoren, op vertoon van een brief werd hij binnengelaten en kreeg hij de sleutel van de cellen. Een paar minuten laten kwamen de jongens buiten, de stadshouder en zijn lijfwachten stonden ze op te wachten. "Robert, hoe stom kon je zijn. Wees blij dat het volk het te druk heeft, degenen die je herkend hebben zullen niks meer zeggen. Ik vertel iedereen dat je bent gaan studeren in de hoofdstad, maar nee, je moet met je vrienden mensen lastig vallen." "Grootvader, alles goed?" "Alles goed, alles goed!?" brieste de stadshouder. "Denk je dat het zo gemakkelijk gaat!" "Het is al goed grootvader, geef mij en mijn vrienden wat goud zodat we kunnen feesten en daarna vertrekken we weer, dan ga ik weer gaan 'studeren', een goeie kleinzoon zijn voor u." De stadshouder knikte naar een van zijn mannen, die wierp Robert een geldbuidel toe. Daarna draaiden ze zich om en wandelden weg. Robert keek zijn vrienden aan. "Zeffie, zoek eens uit waar die rat zich schuilhoudt snachts, dan roken we hem uit. We koppen wel een mes voor je, ik zie je straks in de Vlezige Maagd." Een van de jongens knikte en ging er vandoor. "Wij gaan nu al gaan drinken." De meester deed de deur van de smidse weer toe. Een van de lijfwachten van de stadshouder had hem vragen gesteld, vragen zoals: "Heb je vandaag iemand van de stadswacht zien passeren?" De smid had geantwoord met: "Ik hoef toch de stadswacht niet te controleren?" Dat had de man weg doen gaan, maar de smid wist maar al te goed waar de man op uit was. "Wat gebeurd er met de mensen die zeggen dat ze Knars gezien hebben met Robert?" "1: ze worden omgekocht, 2: ze worden bedreigd, 3: wel, ze 'verdwijnen'." "Echt?" "Herinner je nog Trezan van aan de overkant?" "Nee." "Zo zie je maar."
|
|
|
Post by Jules on Sept 24, 2014 10:25:22 GMT 1
Yin schoof met een ruk de gordijnen terug toe en plofte met een zucht neer op de eerste de beste stoel. Haar vader zipte aan de tafel over haar van een pint. ‘Wil ik het weten?’ Vroeg hij en trok een borstelige wenkbrauw op. Hij kende zijn dochter maar al te goed. Zo’n zucht en zo’n gezicht konden maar én ding betekenen: er was onrecht in de wereld. Onrecht dat Yin uit de wereld wilde helpen, maar nooit zou lukken. Ren had het al vaak zien gebeuren en zijn dochter was er al even vaak door in de problemen gekomen. Vroeger geraakte hij nog weg met het excuus dat Yin jong was en niet wist wat ze deed wat hem weer een woedende blik van haar opbracht, maar het hield haar in ieder geval wel uit de cel. Als Yin nu op heldenpad ging, zo was Ren zeker, dan zouden daar alleen maar meer problemen van komen. Met een kwaad gezicht kruiste Yin haar armen voor haar borst en zwaaide haar benen over elkaar. ‘Hoe komt het toch dat Robert altijd uit de problemen geraakt?’ Vroeg ze hardop af. ‘Omdat Robert de kleinzoon is van de stadswacht.’ Antwoordde har vader en nam nog een slok van zijn bier. Yin staarde hem aan en mompelde: ‘Dat was een retorische vraag.’ Natuurlijk kende ze de reden wel. Maar dat wilde nog niet zeggen dat het juist was. ‘Nu zal hij zich waarschijnlijk willen wreken.’ Mompelde Yin, meer tegen zichzelf, terwijl ze door het raam keek. Vanbuiten was gejoel en gelach hoorbaar. Robert’s vriendjes maakten waarschijnlijk de stad al terug onveilig. ‘Ssst Yin. Laat los wat je niet kan redden. Dat zou ons ook een hoop problemen besparen.’ Sprak haar vader kordaat en stond op van zijn stoel. ‘Voor iemand die zoveel tijd doorbrengt tussen de boeken, ben je toch niet altijd even slim.’ Normaal zou Yin kwaad over die opmerking zijn geworden, maar wanneer ze opkeek zag ze dat er een kleine glimlach op haar vader zijn gezicht speelde. Ze schudde haar hoofd en staarde weer naar buiten. ‘En toch is het niet eerlijk…’ Verzonk ze terug in gedachten. ---
Yan gooide zijn kruisboog over zijn andere schouder terwijl hij er stevig de pas in hield. Hij had weken door de bossen gedwaald en dit was de eerste keer dat hij het riskeerde om een pad te volgen. “Want”, zo redeneerde hij, “een pad leidt naar een dorp”. Terwijl hij zijn oren gespitst hield voor mogelijke gevaren, speurden zijn ogen de weg af. Het had iets bekend, deze zandweg. Maar wat het was, daar kon Yan zijn vinger niet opleggen. Hij had tijdens zijn carrière als soldaat te veel zandwegen platgetrapt om er ook nog maar één van de andere te kunnen onderscheiden. Terwijl hij met het knagende gevoel in zijn brein verderliep, probeerde hij een plan te bedenken voor wanneer hij een stad zou bereiken. Hij zou snel moeten handelen, liefst ongezien, maar hij kon niet alles zelf. Een reiziger die vroeg om zijn mes te slijpen was nog altijd minder verdacht dan een gehulde figuur die als een dief in de nacht het zelf probeerde.
|
|
|
Post by Migean on Sept 29, 2014 21:07:25 GMT 1
"Ik denk toch dat je iets over het hoofd gezien hebt." zei Lin tegen Knars. "Die jongen was te zelfzeker." "Ik heb niks over het hoofd gezien." zei Knars en voegde eraan toe, "Of geroken." "Geroken?" "De jongen met zijn grote bek is familie van de stadhouder, ik ruik het." "Dus die is zo weer vrij?" "Die is al vrij." "AL?" "Ssst." hij rekende af bij de groenteboer en leidde Lin weg van het marktplein. Eenmaal het plein al wat achter hen lag vertelde hij, "één van de jongens volgt me al een kwartier. NIET omkijken meisje." "Heb je een plan?" "Min of meer. Hoe lang leeft een rat, weet jij dat?" "Geen idee, waarom?" "Gewoon, ik vraag het me al jaren af, niemand weet het antwoord waar ik ook kom." "Wat heeft dat met je plan te maken?" Lin begon lichtjes kwaad te klinken. "Totaal niks." zei Knars, "Maar niemand heeft me gezegd mijn plan met je te delen. Kom laten we soep gaan maken." "Moet je niks aan je achtervolger doen?" Knars keek Lin hoofdschuddend aan, "Dan weten ze dat ik het weet, wat heb ik daar nu aan. Denk eens niet als een klein meisje." "Ik zou toch je plan willen weten." Knars glimlachte, voor zover dat gaat voor een rat. "Geen zorgen maken meisje, als je iets geërfd hebt van je vader zal je het later wel snappen."
Uren later, de zon stond al op zijn hoogste punt van de dag. Slenterde Lin door de straten. Het was warm in de straat waar ze nu doorliep. Bij één van de smidsen bleef ze staan. Elke deur was in twee delen. Een aantal ramen zaten verdacht laag. Ze besloot binnen te gaan.
Joni was bezig de houtvoorraad vooraan in de smidse aan te vullen, het licht scheen direct in zijn ogen toen de deur openging. Verblind door het licht liet hij de houtstapel uit zijn handen vallen. "Oh, sorry." hoorde hij een stem zeggen. Een zachte stem. Hij begon het hout op te rapen en merkte dat de persoon die binnen was gekomen hem wou helpen, hij keek op, naar haar, en deinsde achteruit. "Jaag ik je schrik aan?" vroeg Lin. "Ehm." hij raakte niet uit zijn woorden. "Er komen hier normaal geen vrouwen." zei een derde stem. "Meester Dwerg" begon Lin. "Laat dat Dwergs maar vallen meisje." zei de smid. "Dat heb ik niet onder controle meester Dwerg. Ik, mijn taal," ze zocht even haar woorden, "magische talenknobbel, ik heb het niet onder controle" "Kijk die jongen aan en probeer dan tegen mij te praten, terwijl je naar hem kijkt." "Ik denk niet dat dit" ze was even stil, "helpt?" "Zo, nu heb je er controle over. Joni!" riep de dwerg, "Kom achter mij staan." "Ja meester." Joni kwam achter de dwerg staan, hij torende hoog boven hem uit. "Zo." zei de dwergsmid, "Hoe kan ik je helpen?" "Kunt u enkele van deze maken?" Lin haalde een van haar werpsterren uit haar kledij en gaf de ster aan de dwerg. Hij bestudeerde deze eens goed. "Hoeveel wil je er?" "Vijf?" "Geen probleem, kom morgen maar terug."
Nadat Lin weg was bracht de dwerg Joni naar een grote kast achteraan de smidse. "Steek me eens omhoog." Daar zocht de dwerg tussen enkele kleine kistjes, zei "hebben, breng me nu maar naar beneden." Terug op zijn eigen benen toonde hij de inhoud van het kistje aan Joni. "Maar meester, die lijken haast identiek met dat meisje haar ster." "Ze zijn identiek Joni, ze zijn identiek. Ze zijn gemaakt door mensen hier ver vandaag. Ik heb ze van een vriend gekregen, mijn poging ze na te maken nam veel tijd in beslag." Het kistje was in twee ingedeeld, drie sterren zaten in het rechtervak, terwijl er tien in het linker zaten. "Het heeft me drie weken gekost en enkel deze drie leken me het meest gebalanceerd." "Gaat u haar daar vijf van verkopen?" De dwerg keek op naar Joni, "Verkopen? Ze mag ze hebben, niemand hier is geinteresseerd in zulke wapens, te moeilijk," de dwerg schudde zijn hoofd, "ze mag ze hebben jongen." Hij gaf het kistje aan Joni. "Zet het aan de kant voor morgen." Joni nam het kistje aan en bekeek enkele van de sterren. "Joni?" "Ja meester?" "Ga door met werken."
|
|
|
Post by Jules on Oct 26, 2014 14:49:42 GMT 1
Yin hield vanachter het raam de straat in de gaten. Naar goede gewoonte, nam niemand de moeite de bibliotheek te betreden. De meeste bewoners waren ongeletterd en de anderen hadden vandaag blijkbaar wel iets beters te doen dan boeken te lezen. Dus zat Yin met een boek op schoot naar buiten te staren. Ze wilde wel naar buiten, het zonnetje in, maar dan zouden er toch alleen maar domme vragen volgen en idiote opmerkingen worden gemaakt. Nee, de bibliotheek was haar veilige haven, waar niemand haar lastigviel om wie ze was. ‘Vreemd…’ Mompelde Yin tegen zichzelf en sloot het boek op haar schoot. Boeken over dieren, magie en talen lagen rondom haar verspreid. Het was haar rommel, maar ze zou het zelf op het einde van de dag wel opruimen. Ze volgde het paar dat voorbij liep met haar ogen. Toen viel haar blik op een derde persoon. Iemand die waarschijnlijk dacht dat hij subtiel bezig was, maar vanuit dit standpunt was het overduidelijk dat hij het paar achtervolgde. Yin rolde met haar ogen. ‘Idioten.’ Zuchtte ze en richtte zich weer op het boek dat op haar schoot lag.
---
Yan hield er stevig de pas in. Het was duidelijk dat hij dichter in de buurt van een stad of dorp kwam. De voetstappen in de zandweg werden dieper, de sporen van wielen lieten een diepe groeve achter. Maar er was nog steeds geen spoor van een bordje dat iets van aanduiding gaf waar Yan nu net op weg was. Hij had geluk: het was nog donker. Als hij iets zou ontdekken dat hem niet aanstond, dan kon hij gewoon terugkeren of verder wandelen zonder verdacht te lijken. Mocht hij bij daglicht aankomen, dan zou Yan wachten tot de zon weer onderging om het dorp te betreden. Eten en drinken kon hij bij eender welke herberg inslaan. En als hij geluk had, was er nog wel ergens een smid bezig die hem kon verder helpen. Met het plan dat verder in zijn hoofd ontwikkelde, liet hij zijn verleden verder achter zich. Hij zou moeten blijven rondtrekken, maar wilde daar liefst niet te hard over nadenken. Nu was er enkel de maan, de weg, de vrijheid.
|
|
|
Post by Migean on Oct 29, 2014 0:00:02 GMT 1
Grote groene handen kwamen uit de lucht naast Yang en trokken hem door een onzichtbare muur. Een groot groen afgrijselijk gezicht staarde hem aan en gooide hem naar zijn maat. Die sloeg Yang zijn krusboog weg en rolde hem in een touw. Het ging vlug. Nog geen minuut later bungelde hij over de schouder van de kleinste ork. Deze had ook een staf met een paarse steen in.
Een uur later wandelden de orks met Yang over zijn schouder een dorp binnen. Op het dorpsplein stond een grote pot klaar, en niet ver ernaast waren mensen vastgebonden, kinderen en vrouwen inclusief. Tientallen orks waren bezig met hun wapens of toekomstig eten te inspecteren. "krijgermateriaal" bulderde de ork die Yang droeg, en gooide hem bij de groep neer. Een ork met lang haar knikte, ze droeg ook een iets andere wapenuitrusting dan de mannen. "Dan eten we hem eerst" kraste haar stem.
Robert en zijn bende verzamelden met zwaard en fakkel in de hand aan een oud huis. "Hé rat." riep hij, "Ratje!" De deur ging open, Robert liep al dichterbij maar bleef plots verstijfd staan. Knars stond niet in het deurgat, Lin stond daar. "Je bevind je op een slechte plek meissie, je had ons beter geholpen, dan zou je deze nacht nog overleefd hebben." "Veel praat heb je." "Jij ook." hij spuwde op de grond en zette een stap dichterbij. Een werpster boorde zich in de grond vlak op de plaats waar hij zijn rechterlaars wilde zetten. Fakkel en zwaard vielen op de grond terwijl Robert op één been sprong. "Keer om en ga weg. Val niemand meer lastig en het zal je goed gaan." wierp Lin hem toe. Hij nam zijn zwaard en liep naar haar toe, en met hem volgden een paar van zijn 'vrienden', "steek het huis in de fik!" riep Robert terwijl een tweede werpster onder zijn linkerlaars belande. Een kruisboogpijl schoot een fakkel uit de hand van een van de jongens, Knars stond bovenop het huis met een kruisboog in zijn hand. Uit de nabijgelegen straten kwamen mensen dichterbij. Met knuppels en touwen. Tussen hen in, voortgedreven door de stadswacht was de stadshouder in zijn nachtkleren. "Stadshouder." zei de baljuw, "is dat daar niet je kleinzoon die een meisje lastigvalt?" Zweet parelde op zijn voorhoofd, zowel van de baljuw als van de stadshouder. Er was veel moed voor nodig om de wet te handhaven, zeker als het over familie van je baas gaat. En voor de stadshouder was het ook wel moeilijk, als hij ontkende dat het zijn kleinzoon was, dan zou hij het doodvonnis tekenen van zijn kleinzoon, als hij beaamde dat het zijn kleinzoon was dan was het een schande voor de familie, en zijn ambt. "Laten we ze opknopen!" klonk uit de menigte. Haast iedereen liep op de jongens af. "STOP!" riepen twee stemmen tegelijkertijd. Eén was Knars, de andere stond vlak voor de menigte, de dwergensmid stond er, met een grote zware hamer in zijn handen, en zijn leerling Joni naast hem met een vechtstok. "Laat die jongens weg gaan uit de stad, geef ze een kans hun leven weer op te pakken." zei Knars, "Ze zijn jong, ze hebben nog een leven voor hen uit, ze zijn niet gaan studeren en ze zijn niet naar het leger gegaan, daarom gaan we met enkele mensen hen naar de hoofdstad morgen brengen, waar ze kunnen studeren, en er zal op hen gelet worden." "Dwaze rat." zei Robert, hij greep een fakkel van een van zijn mannen en wierp die het huis binnen. "Gooi de andere fakkels erachteraan." Hij wandelde op de baljuw toe, zwaard in de aanslag. Het gloednieuwe zwaard van de baljuw weerde de slag en brak het zwaard van Robert. Robert probeerde het mes achter in zijn gordel te grijpen maar een stok sloeg zijn hand weg. Hij keek om. "Met jouw heb ik ook nog een appeltje te schillen." Hij nam een lang mes van een van zijn vrienden over. "Eens zien of je wet uit de voeten kunt met dat stokje." zei hij tegen Joni. De stok draaide snel rond, hoog en laag, Robert ontweek eerst, maar dan greep hij de stok vast, gaf een snee met het mes en brak dan de stok in twee. "Eens zien hoe je zonder stok kunt vechten." Joni keek naar zijn handen, een kort gefluit trok zijn aandacht, de dwerg gooide Joni zijn hamer toe. Hij voelde goed in zijn handen, hoe voelde een vreemde kracht bezit van hem nemen. De hamer slingerde rond, trof de hand met het mes, daarna een knie en een schouder. De kop van de hamer raakte de grond gelijktijdig met de vallende Robert. "Gevangenis of studeren Robert, geen andere keuze. Zelfs het leger zou te goed zijn voor je."
Ruiters reden het bezette dorp in, hun lange haren en mantels wapperden in de wind, hun boogpezen knalden, hun zwaarden flitsten en soms werden ze onderuit gehaald. Elfen en orks lieten hun oude vete hier weer opwaaien, beide partijen waren aan elkaar gewaagd. Twee ruiters reden richting het dorpsplein zelf, waar de gevangen waren en de vrouwelijke Ork. Ze hief haar staf en de grond schokte onder de paarden van de ruiters. Ze sloeg met de staf op de grond en een stofwolk wierp hen omver. De ruiters werden van hen paard geworpen. De orks leken te winnen, groepjes gebruikten een speciale steen zoals het groepje had dat Yang had gevangen genomen. Ze waren onzichtbaar voor iedereen die niet bij de steen bevond en orks maakten graag gebruik van lange bijlen en zwaarden. Een lange man met zwarte mantel wandelde het dorp binnen, zijn gezicht verborgen in een kap. Iedere ork die dichterbij kwam werd door zijn zwaard geveld, zelfs twee groepjes die een onzichtbaarheidssteen gebruikten werden door hem afgemaakt, alsof hij wist waar ze stonden. Langzaam aan kwam hij dichterbij. De vrouwelijke ork, de shamane keek woest, ze balde haar vuisten, door magie liet ze stof opwaaien, maar de man in de mantel spleet die doormidden. Hij hief een kruisboog op, Yangs kruisboog, de pijl doorboorde het hoofd van de shamane, het was een speciale pijl die de vreemdeling had gebruikt, de kop had groeven waardoor hij zich in een object boort. "Leuk." zei de vreemdeling toen hij Yang bereikte, "Sterk spul je kruisboog." Met een slag van zijn zwaard waren de touwen rond Yang verwijderd. "Bevrijd de dorpsbewoners." Daarna keerde hij zich om en wandelde naar een elfenruiter die bedolven lag onder een paard. Met gemak trok hij het paard weg, hij hield een hand boven de benen van de elf, geel licht vormde zich tussen zijn hand een been, het brandde fel. Het licht doofde en hij hielp de elf recht. Hij kon zonder problemen op zijn benen staan. Hij bedankte de man. "Wat ben ik blij je terug te zien Migean." "Ik was in de buurt. Knars is in Glustad. Het verontrust me dat deze orks zo ver van hun territorium zijn." "Ze zijn door de grenspatrouilles geraakt, ik werd erop uitgestuurd ze op te ruimen." "Dit land kent al genoeg problemen, oorlog in het zuiden en nu orks uit het noorden. Voor velen zijn jullie en orks maar verhaaltjes, als ze maar eens wisten wat jullie voor hen deden." "Excusuur me heer Migean, heer Abel." kwam een andere elf tussen, "Ze hadden dit bij zich." Hij toonde een blauwe steen. Migean griste die uit zijn handen en liet hem barsten, daarna gooide hij hem op de grond. "Ik voel wie die gemaakt heeft, ze zijn niet per ongeluk uit de Woeste Landen gekomen, iemand heeft hen geleid. Hopelijk waren dit de enige. Stuur een boodschap naar je broeders Abel. Waakzaamheid is gepast." Hij draaide zich om en wandelde richting de uitgang van het dorp. "Blijf je niet wat langer?" riep Abel hem na. "Die tovenaar weet het nog niet, maar heeft een afspraak met mij, en ik hou niet van wachten. Het ga je goed Abel!"
Elfen sleepten hun gewonden bij elkaar, enkele elfen probeerden ook magie te gebruiken, maar hun heling leek niet zo sterk als die van de man die nu nog met moeite aan de horizon te zien was. Een elf bracht Yang een kom soep.
|
|
|
Post by Jules on Nov 30, 2014 22:23:58 GMT 1
Yan had bewonderend het hele gevecht aangekeken. Hij was onder de indruk van de snelheid en precisie van de elfen die het kamp waren binnengevallen. Hoewel Yan zelf in het leger had gediend, betwijfelde hij of hij en zijn collega’s het er zo van af zouden hebben gebracht. Veel meer verliezen, veel meer geprutst, dat was hem wel duidelijker. Ze zouden de klus wel kunnen klaren, maar uiteindelijk zou de kost veel hoger zijn.
Terwijl hij de andere gevangen zoals geïnstrueerd bevrijdde, hield hij met een oog zijn redder in de gaten. Het was een man van speciaal kaliber, dat straalde hij zo uit. En zijn magie was…Wel, Yan was niet goed in die dingen te verklaren. Zijn zusje zou er waarschijnlijk duizenden theorieën over hebben en het nog juist raden ook. Wie hij ook was, hij was machtig en Yan was blij dat hij aan zijn kant stond.
Terwijl Yan een kom soep in zijn handen kreeg geduwd, staarde hij in de verte de vreemdeling nog na. Yan wist wat er vandaag was gebeurd, gevolgen zou hebben voor de toekomst. “Jullie wisten van de aanval.” Probeerde Yan een gesprek aan te knopen met de elf die hem net het eten had uitgedeeld. Het was wel duidelijk dat de elfen wisten wat er aan de hand was, maar misschien kon Yan voorzichtig extra informatie lospeuteren. Het zou hem alleen maar kunnen helpen op zijn weg, want hij leek wel wereldvreemd. Waar was hij nu precies, waarom lopen de orken vrij rond, het waren vragen die dringend beantwoord moeten worden.
|
|
|
Post by Migean on Jan 28, 2015 20:01:12 GMT 1
"We wisten dat er orks over de grenzen waren." zei de elf, "Niet dat ze zo ver waren geraakt. Veel te ver en veel te veel. Heer Migean kwam op tijd anders zaten we in hun soep." "Je hebt geen idee hoe groot de wereld is." zei een andere elf die dichtbij stond, "Wij zijn elfen, geen mensen, en we zijn echt, even echt als die orks die zo ver van de Woeste Landen zijn gedwaald." "Normaal komen wij zelfs nooit zo diep in de menselijke landen." zei de eerste elf. "Genoeg." zei een andere elf, hij zag er ouder uit dan de andere twee, zijn mantel had een andere sluitspeld dat die van de 'jongere' elfen. "Jullie praten te veel, ga putten graven." "Ja heer Nevin." beide elfen bogen voor hem en begaven zich op pad naar andere elfen die putten graven om de verbrande orks in te leggen. Heer Nevin spoog op de grond en keel Yan zijdelings aan. "Stel niet te veel vragen, mens, jullie willen veel meer weten dat goed voor jullie is."
Joni keek toe hoe Knars Glustad verliet, samen met enkele andere stadswachten en vrijwilligers. "Wil jij de wereld niet in?" "Ik weet het niet meester. Is avontuur wel iets voor mij. Dat gevecht gisteren, ik hou er niet van." "Het is pas verkeerd als je van vechten begint te houden."
Lin keek toe hoe de dwerg zijn hamer toevertrouwde aan de jongeman. Het was meer dan een hamer voor de dwerg, maar ook voor Joni. Ze liet haar nieuw paard halt houden ter hoogte van hen. "Ga je naar het zuiden?" vroeg ze. "Ik weet het niet." Stamelde Joni, "Ik weet niet of ik hier wel weg wil." "Een smid, jong of oud, hoort de wereld gezien te hebben, zo leert hij bij." zei Lin, "Dit werd me ooit verteld door een dwerg, en hun smeedkunst is gekend." "Ga op zijn minst tot de volgende stad." zei de dwerg. "Of tot je iemand van mijn volk ontmoet, en zie of je bijleert."
|
|