Post by Emrys on Jan 30, 2014 0:03:20 GMT 1
De lage noten van de panfluit mengen zich onder de mistbank boven de poel van Java.
Zeven jaar geleden was het, dat de zeven zich opgeofferd hadden om het voortbestaan van Quillyranda te verzekeren.
Liam, Nana, en vele anderen.
Reeds zeven jaar bloeide de levensboom die dit offer symboliseerde.
Het levenswater van de poel was opgedroogd, om de wortels te voeden.
Farray kon het zich alles nog goed herinneren.
De herinnering was als een doorn blijven steken.
Farray blaast nogmaals op de fluit. Een klaaglied dat elk jaar klinkt.
Bij de blauwe maan, de tweede volle maan van de maand.
Want gesschiedenis, eens geschreven, mag niet vergeten worden.
Plots stopt de muziek. Farray blaast niet langer op de fluit.
Een koudegolf verspreidt zich.
Een donkere schim komt tevoorschijn uit het bos.
Het is een gedaante. Ze komt steeds dichter.
Farray, de faun, buigt met een nederig gebaar en stapt weg van het komende onheil.
Nog één maal kijkt hij om, hoofdschuddend.
De schim blijkt een vrouw te zijn.
Noch beeldschoon, nog aartslelijk.
Doch haar verlangens overtreffen dit laatste ruimschoots.
Rond haar hals draagt ze een ketting.
Deze trekt ze los. In haar hand glimt hij. De nagel.
~ augustus 2007 ~
Liam legde voorzichtig het ding dat pas nog om zijn hals hing op de tafel voor zich. Aan de ketting prijkte een lange, scherpe, gitzwarte vingernagel. De leerlingen staarden het ding zwijgend aan, je kon een speld horen vallen. "Ik heb ze allemaal om beurten losgerukt," bevestigde Liam, "Riv leefde nog." Er schoot een donkere schaduw en een ijzige kreet door de klas.
Die beruchte nagel die iedereen eraan herinneren zou dat het kwade overwonnen werd...
Liam had er voorzichtiger mee moeten omspringen.
Want na zijn dood was het artefact vrij gekomen.
Het had lang geduurd maar uiteindelijk had ze hem kunnen bemachtigen.
Hoeveel mensen ze gefolterd had, gedood had, ... ontelbaren.
Maar een heks haar wil is ijzersterk, gedreven door onverklaarbare krachten.
De gitzwarte haren van deze heks golven over haar schouders.
En nu, zeven jaar later, was deze duistere dag aangebroken.
De heks stapte steeds dichter bij de poel.
Ze bekeek de droge grond.
Ze boog voorover en graaide in het mulle zand. De droogte was onbeschrijfelijk.
Toen begon de heks te prevelen.
In haar ene hand klemde ze de vingernagel. Met de andere raakte ze de levensboom aan.
Het mocht een mirakel blijken dat de boom midden in de winter bloeide.
Maar hier zou snel een einde aan komen.
"Artha' ustru Tha' vy!" prevelt de heks. Steeds opnieuw. Luider en luider.
De spreuk galmt doorheen het woud.
Menig duistere wezens - zij die de zuivering overleefd hadden - horen het gebed.
Zij vallen het in, spreken dezelfde woorden.
Zelfs de faunen worden hiertoe gewongen. Isntinctief.
De bloesems aan de boom kleuren dof, de bladeren bruin en grijs.
De takken worden kaal, de twijgen kreunen, kraken.
Het zand waarop de heks staat wordt eerst papperig, daarna nat.
Water werkte zich omhoog langs de voeten, enkels van de heks.
Schijnbaar onverschillig, onverstoorbaar prevelt ze verder.
"Artha' ustru Tha' vy ... Rivorrdahk!"
Het water van de poel bereikt een hoger niveau, reikt tot de heks haar hals.
Toch stopt ze niet, de spreuk moet volledig uitgesproken worden.
Met haar laatste adem herhaalt ze zijn naam. Rivvordahk.
Het water verzwelgt haar. Even later is het stil. Doodstil. Dood.
Het wateroppervlak is roerloos.
Daarna komt er een kleine rimpeling, die groeit aan.
Langs de rand van de over komt een hoofd boven water.
Bloedrode ogen staren voor zich uit.
Een duister schepsel zet voet aan wal.
Het water druipt van zijn zwarte mantel af.
Het schepsel kijkt achterom, naar de dorre levensboom.
Een glimlach verschijnt.
En met die glimlach een stel lange, witte snijtanden, glimmend in het maanlicht.
Het schepsel wrijft zich in de handen. De nagels van zijn vingers tikken elkaar aan.
Negen lange, scherpe nagels.
~ Quillyana ~
In een herberg in een randwijk van Quillyana schiet Vayvar wakker.
Hij gaat rechtop zitten in zijn bed, het zweet drupt van zijn voorhoofd.
"Rivvordahk!"
De naam flitst voorbij in zijn gedachten.