Post by Emrys on Aug 14, 2007 0:03:00 GMT 1
Dit is een soort dagboekje van mezelf,
Je mag gerust iets reageren als je dat wil.
Ik wil vooral mijn eigen gedachten en gevoelens neerzetten.
Een spiegel - - 13 augustus 2007
Gewoon. Mijzelf, een computer en een leeg bestand. Op de achtergrond speelt een melig liedje dat ik ergens van een mp3 – speler geplukt heb. Ik denk dat het maar eens tijd is om mijn gedachten op papier te zetten. Gewoon. Omdat ik voor het eerst niet meer weet waar ik ze plaatsen moet, wie ze begrijpen moet, wat ik er mee moet. Gewoon. Jij bent het, jij slaat me van mijn sokkel.
Ik weet niet wat ik heb. Nog nooit eerder heb ik zo hard gevochten om iemands hart te voelen, er dichtbij te raken. Ik ben al verliefd geweest. Maar nooit op deze manier. Niet zo diep.
Ik heb nooit eerder alles zo over me laten glijden, gewacht op die ene jongen om iets van zich laat horen, me neergelegd bij zijn beslissing. Ik geef om hem. Ik zwaai mijn witte vlag. Help.
Ik ben in de war, jongen, weet je dat? Ik zie je graag, ik wil je bij me. Je weet dat je mijn hart gewonnen hebt. Maar je twijfelt. Verdomd nog aan toe, die eeuwig spottende twijfel.
Je hebt het moeilijk, je hebt veel verwarring. Ik vraag het, maak het me niet moeilijk, zeg dat je niet van me houdt. Wat is er toch met me gebeurd, dat ik iemand vraag me pijn te doen? Heb ik dan al teveel in deze schoenen gestaan, waarbij de ander me toch maar weer hetzelfde zegt?
Je snapt het niet. Of misschien wel. En net daarom zwijg je, denk je, twijfel je. Je wil me niet kwetsen. Dat weet ik, dat ken ik. Niemand wil een ander kwetsen. Is het daarom dat je niet zegt nooit iets voor me te voelen? Of twijfel je echt? Die vraag, die doet pas echt pijn.
Jij bent speciaal. Ik vind dat. Ik ben speciaal. Jij vindt dat. Wat meer?
Wat is er verdomme aan de hand met ons, waarom slaan we al die rondjes?
Ik weet echt niet wat ik doen moet.
Moet ik jou vergeten, proberen te vergeten, doorgaan, om geen pijn te voelen?
Ja, tuurlijk, het zal even pijn doen. Even, kort en goed. Maar dan ben ik je kwijt.
Of moet ik van je blijven houden, dit blijvend aan je tonen. Mag dat, wil je dat?
Ja tuurlijk, de pijn zal groter worden, tegelijk speel ik misschien een gouden kaart.
Want dat is wat jij bent. Iemand uit duizend, iemand met een gouden maar breekbaar hart.
Ik zou je liefst willen vergeten, jongen. Maar ik kan niet, hoor je mij? Ik kan niet.
Niet nu. Niet nadat ik het jou hoor zeggen. Je moet het zeggen, jongen.
Ik voel het veel te hard. Verdomme, waarom voel ik dit zo diep?
Onder de ingewikkelde verwarring door zie ik steeds wat je zegt. Op twee manieren.
1. Je weet niet wat, hoe of waar. Je hebt jezelf, je gevoelens even verloren.
Je hebt veel te verwerken, ziet de grond even niet meer liggen. Misschien hoop je er zelf op mij een plaats in je hart te kunnen geven. Misschien wacht je af wat je hart zegt.
Maar zelf beslissen doe je niet, tijd zal jou zijn raad moeten geven.
2. Je wil me geen pijn doen, je wil me niet verliezen. Je zegt dat ik denk in zwart of wit. Je durft al niet meer hopen op iets dat je voor mij kan voelen. Blijft lief, vriendschap is jouw troef.
Ik zeg het tegen mezelf keer op keer. Dat ik je moet vergeten, dat het idioot is te denken dat ergens een jongen als jij om me geeft. Ik hoorde het al genoeg. Dat ze me leuk, lief, aardig vinden maar dat ze niet goed genoeg voor me zijn. Bullnuts. Dikke bullnuts. Ik weet wat ik speciaal vind. Dat ben jij, jongen, dat meen ik oprecht. Zie het nu toch eens.
Ah maar dan komt er iets van jou mijn oor ingefladderd. Een klein, aardig gebaar. Waardoor ik plots weer ga hopen dat je toch wil. Van me houden. Maar even niet kan. Dan vraag ik in het ijle of je het nu niet kan en of nooit niet zal kunnen. Vragen. Teveel. Zelfs jij weet het niet goed meer.
Ik wil duidelijkheid maar vecht tegen tijd. Een oneerlijke strijd. Nochtans wil ik ze voeren. Openheid en eerlijkheid, even egoïsme maar dan weten we zoveel meer. Tijd kijk toe, grijnst. Zekerheid laat op zich wachten en wordt door een wirwar van zenuwen opgevreten.
Ik vind je speciaal. Mooi. Een prachtig mens.
Ik ben bang, jongen. Bang dat ik toch zal kiezen jou te moeten vergeten.
Ik weet niet hoeveel ik dragen kan. Een enge, blinde vlek in de toekomst.
Wat dan? Je vraagt me wat dan. Dat weet ik niet, wil ik niet weten. Ik wil in jou geloven.
Een glas kan vallen. Een glas kan gelijmd worden, tot meerdere malen keer toe. Het kan steeds opnieuw gelijmd worden, dat is geen probleem. Maar het glas wordt minder sterk. En de lijm laat op zich wachten, lijmen word je na een tijdje beu. Dan laat men het liever niet meer vallen.
Weet je waar ik op wacht? Misschien vandaag, misschien morgen. Een traan. Een traan waardoor ik toch weer even besef dat ik een knoop moet doorhakken. Ik hoop de juiste knoop. Hopen.
Hé jongen, hoor even, het komt goed. Wat je ook kiest. Voel je niet schuldig. Dat verdien je niet.
Je mag gerust iets reageren als je dat wil.
Ik wil vooral mijn eigen gedachten en gevoelens neerzetten.
Een spiegel - - 13 augustus 2007
Gewoon. Mijzelf, een computer en een leeg bestand. Op de achtergrond speelt een melig liedje dat ik ergens van een mp3 – speler geplukt heb. Ik denk dat het maar eens tijd is om mijn gedachten op papier te zetten. Gewoon. Omdat ik voor het eerst niet meer weet waar ik ze plaatsen moet, wie ze begrijpen moet, wat ik er mee moet. Gewoon. Jij bent het, jij slaat me van mijn sokkel.
Ik weet niet wat ik heb. Nog nooit eerder heb ik zo hard gevochten om iemands hart te voelen, er dichtbij te raken. Ik ben al verliefd geweest. Maar nooit op deze manier. Niet zo diep.
Ik heb nooit eerder alles zo over me laten glijden, gewacht op die ene jongen om iets van zich laat horen, me neergelegd bij zijn beslissing. Ik geef om hem. Ik zwaai mijn witte vlag. Help.
Ik ben in de war, jongen, weet je dat? Ik zie je graag, ik wil je bij me. Je weet dat je mijn hart gewonnen hebt. Maar je twijfelt. Verdomd nog aan toe, die eeuwig spottende twijfel.
Je hebt het moeilijk, je hebt veel verwarring. Ik vraag het, maak het me niet moeilijk, zeg dat je niet van me houdt. Wat is er toch met me gebeurd, dat ik iemand vraag me pijn te doen? Heb ik dan al teveel in deze schoenen gestaan, waarbij de ander me toch maar weer hetzelfde zegt?
Je snapt het niet. Of misschien wel. En net daarom zwijg je, denk je, twijfel je. Je wil me niet kwetsen. Dat weet ik, dat ken ik. Niemand wil een ander kwetsen. Is het daarom dat je niet zegt nooit iets voor me te voelen? Of twijfel je echt? Die vraag, die doet pas echt pijn.
Jij bent speciaal. Ik vind dat. Ik ben speciaal. Jij vindt dat. Wat meer?
Wat is er verdomme aan de hand met ons, waarom slaan we al die rondjes?
Ik weet echt niet wat ik doen moet.
Moet ik jou vergeten, proberen te vergeten, doorgaan, om geen pijn te voelen?
Ja, tuurlijk, het zal even pijn doen. Even, kort en goed. Maar dan ben ik je kwijt.
Of moet ik van je blijven houden, dit blijvend aan je tonen. Mag dat, wil je dat?
Ja tuurlijk, de pijn zal groter worden, tegelijk speel ik misschien een gouden kaart.
Want dat is wat jij bent. Iemand uit duizend, iemand met een gouden maar breekbaar hart.
Ik zou je liefst willen vergeten, jongen. Maar ik kan niet, hoor je mij? Ik kan niet.
Niet nu. Niet nadat ik het jou hoor zeggen. Je moet het zeggen, jongen.
Ik voel het veel te hard. Verdomme, waarom voel ik dit zo diep?
Onder de ingewikkelde verwarring door zie ik steeds wat je zegt. Op twee manieren.
1. Je weet niet wat, hoe of waar. Je hebt jezelf, je gevoelens even verloren.
Je hebt veel te verwerken, ziet de grond even niet meer liggen. Misschien hoop je er zelf op mij een plaats in je hart te kunnen geven. Misschien wacht je af wat je hart zegt.
Maar zelf beslissen doe je niet, tijd zal jou zijn raad moeten geven.
2. Je wil me geen pijn doen, je wil me niet verliezen. Je zegt dat ik denk in zwart of wit. Je durft al niet meer hopen op iets dat je voor mij kan voelen. Blijft lief, vriendschap is jouw troef.
Ik zeg het tegen mezelf keer op keer. Dat ik je moet vergeten, dat het idioot is te denken dat ergens een jongen als jij om me geeft. Ik hoorde het al genoeg. Dat ze me leuk, lief, aardig vinden maar dat ze niet goed genoeg voor me zijn. Bullnuts. Dikke bullnuts. Ik weet wat ik speciaal vind. Dat ben jij, jongen, dat meen ik oprecht. Zie het nu toch eens.
Ah maar dan komt er iets van jou mijn oor ingefladderd. Een klein, aardig gebaar. Waardoor ik plots weer ga hopen dat je toch wil. Van me houden. Maar even niet kan. Dan vraag ik in het ijle of je het nu niet kan en of nooit niet zal kunnen. Vragen. Teveel. Zelfs jij weet het niet goed meer.
Ik wil duidelijkheid maar vecht tegen tijd. Een oneerlijke strijd. Nochtans wil ik ze voeren. Openheid en eerlijkheid, even egoïsme maar dan weten we zoveel meer. Tijd kijk toe, grijnst. Zekerheid laat op zich wachten en wordt door een wirwar van zenuwen opgevreten.
Ik vind je speciaal. Mooi. Een prachtig mens.
Ik ben bang, jongen. Bang dat ik toch zal kiezen jou te moeten vergeten.
Ik weet niet hoeveel ik dragen kan. Een enge, blinde vlek in de toekomst.
Wat dan? Je vraagt me wat dan. Dat weet ik niet, wil ik niet weten. Ik wil in jou geloven.
Een glas kan vallen. Een glas kan gelijmd worden, tot meerdere malen keer toe. Het kan steeds opnieuw gelijmd worden, dat is geen probleem. Maar het glas wordt minder sterk. En de lijm laat op zich wachten, lijmen word je na een tijdje beu. Dan laat men het liever niet meer vallen.
Weet je waar ik op wacht? Misschien vandaag, misschien morgen. Een traan. Een traan waardoor ik toch weer even besef dat ik een knoop moet doorhakken. Ik hoop de juiste knoop. Hopen.
Hé jongen, hoor even, het komt goed. Wat je ook kiest. Voel je niet schuldig. Dat verdien je niet.