Post by Emrys on May 6, 2007 19:16:35 GMT 1
De toverfluit
Kuram.
Er was eens, heel lang geleden, heel ver weg, een sprookjesstad die Kuram heette.
Kuram was een stad vol kleuren. In de stad leefden heel veel lange mensen.
Ze droegen weide kleren en prachtige juwelen. In de stad was iedereen vrolijk.
Iedere dag danste men van plezier.
Het kasteel.
In de stad stond een heel groot stenen kasteel met wel tien torens.
Langs het kasteel stonden heel veel vlaggen, in alle kleuren.
In het kasteel woonde een oude koning. De koning was erg wijs en wist alles.
Er stond een grote trommel in het kasteel waarop de mooiste muziek gespeeld werd.
Het vogeltje.
In het kasteel woonde ook een kleine prinses met een mooi blauw kleedje aan.
Er stond een klein gouden kroontje op haar hoofd.
Het prinsesje was erg klein maar had een groot hart.
Ze wou erg graag koningin zijn, dan zou ze alle mensen kunnen helpen.
Op een dag vroeg ze haar vader, de koning, “Wanneer word ik een koningin?â€
De koning lachte en zei, “Jij bent nog veel te klein om koningin te zijn.â€
Het prinsesje zei dat het niet waar was, dat ze mensen wou helpen. Ze werd boos.
Op een dag kreeg ze van de koning een kooi waarin een vogeltje zat.
Het was een klein, geel vogeltje. De koning had het gevonden in het bos.
“Dit vogeltje is een beetje ziek,†zei de koning tegen de prinses.
“Ik zal het genezen,†zei de prinses.
Maar wat de prinses ook probeerde, het vogeltje genas niet.
De prinses gaf het verse zaadjes, verse besjes en vers water.
Nog genas het vogeltje niet.
De prinses stopte het vogeltje in een badje en waste alle veren schoon.
Nog genas het vogeltje niet.
De prinses praatte veel tegen het vogeltje en was er lief tegen.
Nog genas het vogeltje niet.
De prinses streelde het vogeltje en gaf het kleine kusjes.
Nog genas het vogeltje niet.
Tenslotte haalde de prinses het vogeltje uit de kooi.
Ze gooide het omhoog en vroeg het te vliegen.
Het ongelukkige vogeltje deed niks en viel terug omlaag.
De prinses ving het weer op en probeerde opnieuw.
Maar ook dat hielp niet.
De prinses werd verdrietig en ging naar de koning, de man die alles wist.
“Het vogeltje geneest niet,†zei de prinses, “wat moet ik doen?â€
De koning streek door zijn lange baard en krabde aan zijn hoofd.
“Ik weet het niet.â€
Dat vond de prinses heel spijtig, wat ze hield van het vogeltje.
“Er is maar één iemand die je helpen kan,†zei de koning plots.
“Diep in het bos, tussen alle dieren, in een klein en houten hutje, leeft Igor.â€
“Wie is Igor?†vroeg de prinses.
“Igor is een tovenaar,†fluisterde de koning, “die kan alles!â€
De prinses trok haar mantel aan, stopte het vogeltje in een mandje.
Ze vertrok naar het verre bos, Igor zou haar vast en zeker helpen.
De prinses zocht Igor maar kon hem niet vinden.
Ze zocht tussen struiken en de bomen, maar Igor was er niet.
Ze zocht dichtbij rivieren en de waterval, maar Igor was er niet.
Ze zocht op alle paadjes door het bos, maar Igor was er niet.
Ze zocht in de grote grot aan de rand van het bos, maar Igor was er niet.
Ze zocht op alle plekjes die ze vergeten was, maar Igor was er niet.
Ze vroeg de dieren of ze Igor gezien hadden, maar niemand kon haar helpen.
Niemand wist waar de wijze Igor was.
De prinses ging zitten en keek verdrietig naar haar mandje.
En toen, op dat moment, zag ze wat verderop een klein houten huisje.
Het huisje van Igor, de tovenaar.
De prinses klopte op de deur en Igor deed deze open.
“Je moet me helpen!†riep de prinses luid, “mijn vogeltje beweegt niet meer.â€
Ze opende haar mandje en toonde Igor het vogeltje.
“Rustig maar,†zei Igor zachtjes.
Hij bekeek het vogeltje en streek over de veertjes.
“Kan je hem helpen?†fluisterde de prinses.
Igor nam een dik boek en bladerde erin.
Hij las het boek, kuchte even en knikte.
“Ik heb een fluit nodig,†zei Igor, “een toverfluit.â€
Hij rommelde wat in een kist en haalde een toverfluit tevoorschijn.
“Deze fluit doet alle vogels zingen,†zei Igor.
Hij ging zitten en de prinses ging ook zitten.
Ze zette het vogeltje tussen hen in. Igor speelde een liedje.
Het vogeltje begon te fluiten en genas. De prinses was heel blij.
De koningin.
Het vogeltje was weggevolgen en fladderde door de stad Kuram.
De volgende dag kwam de prinses terug aan op het kasteel.
Ze kwam bij haar vader, de koning. Hij zag dat het vogeltje verdwenen was.
“Waar is het vogeltje?†vroeg de koning.
“Het vogeltje is genezen,†zei de prinses, “het is weggevlogen.â€
“Een prinses die zelfs het kleinste vogeltje gelukkig maakt,â€
zei de koning, “heeft het hart van een echte koningin.â€
Het prinsesje schrok en keek in een spiegel.
Het was waar, ze was een echte koningin geworden.
Er werd een groot feest gevierd, iedereen was uitgenodigd.
Er wasveel muziek, er werd heel veel gedanst.
De nieuwe koningin was erg lief tegen de mensen.
Ze hielp alle mensen en niemand was nog verdrietig.
De mensen in het stadje Kuram leefden nog lang en gelukkig.
Kuram.
Er was eens, heel lang geleden, heel ver weg, een sprookjesstad die Kuram heette.
Kuram was een stad vol kleuren. In de stad leefden heel veel lange mensen.
Ze droegen weide kleren en prachtige juwelen. In de stad was iedereen vrolijk.
Iedere dag danste men van plezier.
Het kasteel.
In de stad stond een heel groot stenen kasteel met wel tien torens.
Langs het kasteel stonden heel veel vlaggen, in alle kleuren.
In het kasteel woonde een oude koning. De koning was erg wijs en wist alles.
Er stond een grote trommel in het kasteel waarop de mooiste muziek gespeeld werd.
Het vogeltje.
In het kasteel woonde ook een kleine prinses met een mooi blauw kleedje aan.
Er stond een klein gouden kroontje op haar hoofd.
Het prinsesje was erg klein maar had een groot hart.
Ze wou erg graag koningin zijn, dan zou ze alle mensen kunnen helpen.
Op een dag vroeg ze haar vader, de koning, “Wanneer word ik een koningin?â€
De koning lachte en zei, “Jij bent nog veel te klein om koningin te zijn.â€
Het prinsesje zei dat het niet waar was, dat ze mensen wou helpen. Ze werd boos.
Op een dag kreeg ze van de koning een kooi waarin een vogeltje zat.
Het was een klein, geel vogeltje. De koning had het gevonden in het bos.
“Dit vogeltje is een beetje ziek,†zei de koning tegen de prinses.
“Ik zal het genezen,†zei de prinses.
Maar wat de prinses ook probeerde, het vogeltje genas niet.
De prinses gaf het verse zaadjes, verse besjes en vers water.
Nog genas het vogeltje niet.
De prinses stopte het vogeltje in een badje en waste alle veren schoon.
Nog genas het vogeltje niet.
De prinses praatte veel tegen het vogeltje en was er lief tegen.
Nog genas het vogeltje niet.
De prinses streelde het vogeltje en gaf het kleine kusjes.
Nog genas het vogeltje niet.
Tenslotte haalde de prinses het vogeltje uit de kooi.
Ze gooide het omhoog en vroeg het te vliegen.
Het ongelukkige vogeltje deed niks en viel terug omlaag.
De prinses ving het weer op en probeerde opnieuw.
Maar ook dat hielp niet.
De prinses werd verdrietig en ging naar de koning, de man die alles wist.
“Het vogeltje geneest niet,†zei de prinses, “wat moet ik doen?â€
De koning streek door zijn lange baard en krabde aan zijn hoofd.
“Ik weet het niet.â€
Dat vond de prinses heel spijtig, wat ze hield van het vogeltje.
“Er is maar één iemand die je helpen kan,†zei de koning plots.
“Diep in het bos, tussen alle dieren, in een klein en houten hutje, leeft Igor.â€
“Wie is Igor?†vroeg de prinses.
“Igor is een tovenaar,†fluisterde de koning, “die kan alles!â€
De prinses trok haar mantel aan, stopte het vogeltje in een mandje.
Ze vertrok naar het verre bos, Igor zou haar vast en zeker helpen.
De prinses zocht Igor maar kon hem niet vinden.
Ze zocht tussen struiken en de bomen, maar Igor was er niet.
Ze zocht dichtbij rivieren en de waterval, maar Igor was er niet.
Ze zocht op alle paadjes door het bos, maar Igor was er niet.
Ze zocht in de grote grot aan de rand van het bos, maar Igor was er niet.
Ze zocht op alle plekjes die ze vergeten was, maar Igor was er niet.
Ze vroeg de dieren of ze Igor gezien hadden, maar niemand kon haar helpen.
Niemand wist waar de wijze Igor was.
De prinses ging zitten en keek verdrietig naar haar mandje.
En toen, op dat moment, zag ze wat verderop een klein houten huisje.
Het huisje van Igor, de tovenaar.
De prinses klopte op de deur en Igor deed deze open.
“Je moet me helpen!†riep de prinses luid, “mijn vogeltje beweegt niet meer.â€
Ze opende haar mandje en toonde Igor het vogeltje.
“Rustig maar,†zei Igor zachtjes.
Hij bekeek het vogeltje en streek over de veertjes.
“Kan je hem helpen?†fluisterde de prinses.
Igor nam een dik boek en bladerde erin.
Hij las het boek, kuchte even en knikte.
“Ik heb een fluit nodig,†zei Igor, “een toverfluit.â€
Hij rommelde wat in een kist en haalde een toverfluit tevoorschijn.
“Deze fluit doet alle vogels zingen,†zei Igor.
Hij ging zitten en de prinses ging ook zitten.
Ze zette het vogeltje tussen hen in. Igor speelde een liedje.
Het vogeltje begon te fluiten en genas. De prinses was heel blij.
De koningin.
Het vogeltje was weggevolgen en fladderde door de stad Kuram.
De volgende dag kwam de prinses terug aan op het kasteel.
Ze kwam bij haar vader, de koning. Hij zag dat het vogeltje verdwenen was.
“Waar is het vogeltje?†vroeg de koning.
“Het vogeltje is genezen,†zei de prinses, “het is weggevlogen.â€
“Een prinses die zelfs het kleinste vogeltje gelukkig maakt,â€
zei de koning, “heeft het hart van een echte koningin.â€
Het prinsesje schrok en keek in een spiegel.
Het was waar, ze was een echte koningin geworden.
Er werd een groot feest gevierd, iedereen was uitgenodigd.
Er wasveel muziek, er werd heel veel gedanst.
De nieuwe koningin was erg lief tegen de mensen.
Ze hielp alle mensen en niemand was nog verdrietig.
De mensen in het stadje Kuram leefden nog lang en gelukkig.