Deleted
Deleted Member
Posts: 0
|
Post by Deleted on Jan 4, 2007 18:10:00 GMT 1
De titel zelf is maar een tijdelijke titel. Ik heb het verhaal in mijn hoofd gekregen op de bus, en heb dan het begin eens getypt om te eens te kijken wat het gaf. Ik weet al zo een beetje hoe ik het verhaal ga maken, en ik zou graag weten als ik niet te slecht schrijf Dus ik toon jullie het eerste stuk ervan. Ze voelde de warme jenever door haar darmen stromen, en ze kon de smaak van de vanille in haar mond proeven. “Zo moet het smaken.” Dacht Sam verlekkerd. Ze zette haar glas weer op de toog, de twee ijsblokjes rinkelden tegen elkaar. “Geef me er nog eentje, wil je?” Ze rommelde in haar leren handtas, duwde haar zakdoekjes, tampons en haar peperspray opzij om haar portefeuille op de bodem te vinden. Het enigste wat ze vond was een verfrommeld briefje van 5 euro. Nu was ze officieel blut, en ze verspeelde haar laatste geld aan drank. Ze glimlachte en stelde haarzelf voor hoe ze in het station zou moeten bedelen om wat wisselgeld. Maar de drank was elke euro waard. Door de drank kon ze tenminste haar problemen vergeten. Ook al was het maar voor een aantal uren. Terwijl ze wachtte op haar laatste jenever van de avond, misschien zelfs van de week, kwamen de ongewilde herinneringen weer naar boven. De avond waar ze misbruikt werd, de avond waarna alles in haar leven veranderd was. Het was vorige maand gebeurd. Ze was met een drietal vrienden, alle drie mannen, naar een fuif gegaan. De muziek was verschrikkelijk, het bier nog erger. Maar haar vrienden bleven haar trakteren en ze had geleerd nooit gratis drankjes af te wijzen. Het duurde niet lang voordat het licht in haar hoofd werd, dus was het ook niet vreemd dat ze het bruisend tabletje niet zag. Ze dronk alles in een keer op. Het laatste dat ze zich met zekerheid kon herinneren was dat haar zogenaamde vrienden haar aanstaarden, met allemaal dezelfde valse glimlach op hun gezichten. Daarna werd het allemaal wazig voor haar, maar ze wist verdomd goed wat de hufters haar hadden aangedaan. Ze hadden haar in een steegje gesleept en kozen alfabetisch wie er eerst mocht beginnen. Ze namen elk hun beurt, en toen ze alle drie moe waren, lieten ze haar voor dood achter. Het was pas vroeg in de ochtend dat iemand haar opgemerkt had en de politie had gebeld. De uitbater van het café, een kalende man in de 50 met een grote bierbuik, zette de jenever voor haar neer en legde 2 euro ernaast. “Je ziet er uit alsof je er wel eentje kan gebruiken.” Sam keek naar haar jenever en zuchtte. “Bedankt.” Ze zette het glas tussen haar lippen en nam grote slokken. In haar ooghoek zag ze een man gekleed in een donkergroene regenjas, die al een tijdje aan de toog zat zonder iets te bestellen. Hij stelde zich recht en stapte naar de uitgang. Hij slenterde niet, en haastte zich ook niet. Maar Sam lette daar niet op, ze was nog bezig haar jenever uit de drinken. Hij kreeg pas haar aandacht, toen hij zijn hand door haar haren liet strelen. Door de schrik morste Sam op haar jeans broek en op de toog. Het eerste wat ze dacht, wat ze altijd dacht toen een man haar aanraakte, was dat het een van de verkrachters was. In haar ogen was er pure angst af te lezen. Ze draaide zich om en keek rond in het café. Iedereen ging zijn eigen gang en zat ofwel te drinken, ofwel te roken. Er werd niet gepraat. Toen hoorde ze hoe de deur van de uitgang zich sloot. Ze stelde zich abrupt recht en voelde direct de alcohol naar haar hoofd stijgen. Ze zette haar voeten stevig op de grond om evenwicht te vinden en haastte zich in een dronkemansgang naar de deur. Ze duwde met haar lichaam ertegen en de deur vloog open. “Ik zal die klootzak leren…” Er was niemand te bespeuren, maar dan ook niemand. Zij stond alleen onder het felle licht boven de deur. Het café bevond zich in een doodlopend straatje waar elke dag op z'n hoogst 20 auto’s passeren. Er woonde dan ook niemand in de verkrotte gebouwen die zich naast het café bevonden. Sam bekeek het hele steegje, er was geen kat te bespeuren, en zeker geen man die graag vrouwen aanraakt zonder het te vragen. Maar het was pas op het moment dat de deur achter haar weer dichtging, dat ze wilde dat ze in het donkere hoekje had gekeken. De loop van een handgeweer werd tegen de zijkant van haar hoofd gedrukt. “Als je een geluid maakt, dan knal ik je hersenen uit je mooi hoofdje.” Sam was zo geschrokken dat ze helemaal verstijfde. Ze voelde een warme straal langs haar benen glijden. Er kwamen tranen uit haar ogen. Een kleine vuilniszak werd om haar hoofd getrokken en alles werd zwart…
|
|
litha
Geoefend lid
Posts: 224
|
Post by litha on Jan 4, 2007 18:37:10 GMT 1
Ik vind het goed geschreven. Je bouwt heel goed spanningen op en het leest vlot. Nu even wat ik anders zou doen:
- "Geef me er nog eentje wil je?" Hier gewoon een komma vergeten: ...nog eentje, wil je?
- " Ze rommelde in haar leren handtas, duwde haar zakdoekjes, tampons en haar peperspray opzij om haar portefeuille op de bodem te vinden. Ze haalde de kleine portefeuille eruit en sloot haar handtas." Die laatste zin moet, naar mijn gevoel, niet. Dit komt omdat je al zegt in de eerste zin dat ze haar portefeille op de bodem vind. Dat van de handtas sluiten mag er wel inblijven maar moet niet per sé.
- "Het café bevond zich in een doodlopend straatje waar elke dag ten meeste 20 auto’s passeren" Hier zou ik van 'ten meeste', 'op z'n hoogst' maken.
-"Sam was zo geschrokken dat ze helemaal verstijfde en dat ze zelf in haar broek plaste." Hier wringt ook iets. Wat kan ik niet precies zeggen, maar naar mijn gevoel klopt er iets niet. Misscien is het beter om te zeggen: Van schrik verstijfde ze. of; Angstig trokken haar spieren samen. Ze kon geen stap meer verzetten. Een suggestie voor het in de broek plassen:Een warme straal baande zich een weg naar beneden en maakte haar broek nat. Dit hoeft ook niet, maar ik vind zo'n dingen leuker om te lezen.
Zo, dit was mijn PERSOONLIJKE mening. Het kan zijn dat sommigen het met me oneens zijn. Maar ik vind het echt een goed stukje en wil graag het vervolg weten!!
P.S. Dit is opbouwende en geen afbrekende kritiek.
Ik hoop dat je er iets aan hebt, Litha
|
|
|
Post by Emrys on Jan 9, 2007 17:41:20 GMT 1
Mooi mooi !
Ik vind dat je een vlotte grammatica hebt en ik kan me wel vinden in de schoonheidsfoutjes die aangekaart worden door Litha. (Knippoogje naar Litha)
ps: jeansbroek is een enkel woord
Ik verwacht meer ? : )
|
|
Deleted
Deleted Member
Posts: 0
|
Post by Deleted on Jan 10, 2007 19:04:36 GMT 1
Het begin van... Het begin eigenlijk, niet veel, maarja De regen bleef maar tegen de ruit kletteren. Louis keek gefascineerd naar buiten. Andere mensen mochten het misschien niet graag hebben dat het regende, maar Louis vond het net leuk en gezellig als het regende. Hij kroop dan altijd in zijn bed en luisterde naar de regen die te pletter viel tegen zijn raam. Maar deze keer kon hij niet. Deze keer moest hij zijn kleine zusje ophalen van de school. Niet dat Louis dat erg vond, hij hield van zijn kleine zus. Alhoewel hij dat nooit aan haar zou toegeven. Zijn ma stond in de keuken de afwas te doen. “Zou je niet beter je regenjas aandoen en Anne gaan halen? Je wilt toch niet dat ze verkouden wordt? We hebben al genoeg…” Zo bleef ze maar verdergaan. Zijn ma kon blijven doorpraten als ze wilde, totdat de andere persoon uit de kamer verdween. “… En voordat je het weet wordt je ook ziek.” “Geen zorgen ma, ik ben al door.” Louis trok de kap van zijn regenjas omhoog en stapte de deur uit. Een koude wind blies tegen Louis aan. Louis trok snel de deur achter zich dicht en liep met een lichte tred over het voetpad.
Een klein meisje stond onder het afdak van de schoolpoort. Ze hield het handvat van haar Winnie de Poeh boekentas met beide handen vast voor haar knieën. Louis herkende haar direct. Toen Anne hem in het zicht kreeg kwam er een glimlach op haar gezicht. Haar wangen waren knalrood geworden door de koude. Louis hurkte zich neer voor haar en trok haar kap om haar hoofd. Haar blonde krullen waren kletsnat. “Anne, je wilt toch niet ziek worden?” Vroeg Louis met een stem die heel veel op die van zijn moeder leek. Ze schudde haar hoofd links en rechts. Er kwam een grote glimlach op haar gezicht. Haar tanden waren spiegelwit. Ze stak haar hand uit. Louis nam haar handje vast en trok haar mee. Haar hand voelde koud aan. “Kom, we gaan naar huis.” Louis stapte goed door en Anna huppelde mee, zwaaiend met haar boekentas.“He, flikker, rij eens door!” Louis werd zich weer bewust van het heden. Hij zat in zijn Golf en stond voor een zebrapad waar net een paar kinderen vluchtig hebben overgestoken om de regen te vermijden. Achter hem stond een af andere rukker op zijn claxon te drukken alsof zijn leven ervan af hing. Louis draaide zijn ruit open en stak zijn middenvinger erdoor. Zijn handgebaar werd beantwoord door een lange en oorverdovende “Tuuut!” Louis draaide zijn raam weer dicht en trapte op het gaspedaal. De regen bleef op de voorruit tikken als duizend kleine vingers. De vele druppels die bleven plakken werden weggeveegd door de schurende ruitenwissers. Louis zat in zijn stilstaande auto voor het politiegebouw. Hij had nog wat tijd over voordat hij er verwacht werd voor zijn dagelijkse saaie routine. Telkens weer opnieuw papieren invullen. Alle goeie zaken, zoals ontvoeringen en moordzaken, werden aan zijn oudere collega’s gegeven. Alsof die het beter konden. “Tja… Ik heb tijd, desnoods moet ik wachten tot er eentje stikt in zijn donut.” Louis liet zijn hoofd achterover vallen tegen de leren hoofdleuning van de zetel. Hij haalde een sigaret uit een pakje dat altijd klaar lag in een vakje achter de schakelaar van de auto. Met een lucifer stak hij ze aan. Hij trok en blies een rookwolk uit zijn mondhoek. De wolk werd weggezogen door het ruitje dat een beetje openstond. Louis keek even op zijn horloge. 6.55. Binnen 5 minuten moest hij binnen zijn en zich aanmelden. Met veel tegenzin opende hij zijn deur en stapte hij naar buiten. Toen hij het koele gebouw binnenkwam was zijn bruine haar (hoe kort het ook was) kletsnat. Louis trok zijn jas uit, zo een stoffen jas waarvan je zou denken dat het van zijn grootvader was, en gooide de jas op de balie van de receptie. John keek op van zijn computerscherm en keek met een verveeld gezicht van een man in een midlifecrisis naar Louis op. “Wil je eens die natte vod van mijn balie halen?” Louis glimlachte en hoopte in zijn achterhoofd dat hij nooit zo oud zou worden. “Mijn beste johny, wat voor werk heb je voor me vandaag?” Louis leunde met zijn ellebogen op de balie en probeerde op het computerscherm te kijken. John schoof nerveus het scherm weer naar zich toe. “Je hebt geluk vandaag, de commissaris heeft achter je gevraagd. Hij verwacht je in zijn kantoor.” Louis fronste en krabde even aan zijn haar. “Wat zou de commissaris van mij willen?” “Weet ik niet, ik hoop dat hij je ontslaat.” “Is dat humor dat ik in je stem bespeur Johnyboy?” Een kleine glimlach verscheen op het gezicht van John. Louis klopte even met zijn vuist op de balie en slenterde naar de trappen. “Ik zie je later John.” Louis stak zijn hand op en zwaaide. “Hé, je vest! Als je denkt dat ik hem weer ophang…” Maar Louis was al de trappen op.
|
|
Deleted
Deleted Member
Posts: 0
|
Post by Deleted on Jan 25, 2007 23:10:40 GMT 1
De drukte van het werkleven overviel hem. Rinkelende telefonen, opgejaagde stemmen, tokkelende handen… Het was een symfonie die Louis elke werkdag te horen kreeg. De werkomgeving van Louis stond vol met eilandjes van bureaus die allemaal mooi op een rij stonden, met een aantal meter afstand tussen elkaar in. Een ervan was die van Louis, maar dat was zijn bestemming deze keer niet. Zijn bestemming lag in het kantoor van de commissaris, die zich met een glazen wand van de rest scheidde. De commissaris stond elke ochtend achter de glazen wand, zijn manschappen controlerend. Deze keer was het niet anders. De commissaris, een zwarte man in zijn 50, stond met zijn handen gekruist achter zich en zijn kin naar voren, door het glas te kijken. Iedereen kom hem zien, en hij kon iedereen zien. Louis vond het altijd vervelend. Gelukkig moest Louis bijna nooit met de commissaris praten… Tot nu toe… Maar, Louis had wel al geruchten van hem gehoord. Het meest voorkomende was: “Als je een naald in zijn reet steekt, dan heb je een tractor nodig om het weer uit te halen.” Wat wilde zeggen dat de commissaris hield zich altijd aan de regels. Louis had daar geen problemen mee, werk is werk. De commissaris had Louis opgemerkt en gebaarde met zijn hand dat hij in zijn kantoor moest komen. Louis kon in dat ene gebaar niet opmaken of het nu ‘goed’ of ‘slecht” nieuws was. Hij baande zich een weg naar de commissaris zijn kantoor.
Het kantoor waarvan Louis dacht dat het een toonbeeld zou zijn van orde en netheid, was een opstapeling van documenten en dozen volgestouwd met papier. Het herinnerde Louis aan zijn eigen bureau. De commissaris schraapte zijn keel. Louis richtte zijn aandacht onmiddellijk op de commissaris. De man was zeker een kop groter dan Louis, dus moest Louis naar omhoog kijken. Het zou een grappig zicht geweest zijn, zou je er bij staan zonder te weten wat er werkelijk aan de hand was. “Waarom hebt u mij geroepen, meneer?” Louis verbrak de stilte. De commissaris knipperde even, alsof hij de hele tijd ergens anders zat met zijn gedachten. “Juist, ja, Louis, ik heb een opdracht voor je.” De commissaris keek niet in Louis zijn ogen toen hij dit zei, hij keek naar een ander punt dat zich op zijn bureau bevond. Maar dat kon Louis niet schelen, hij was benieuwd wat voor opdracht hij had. “Waarschijnlijk om te vertellen dat ik zijn nieuwe secretaris wordt en ik een broodje van de Panos moet bestellen.” Louis zuchtte van de gedachte ervan. De commissaris leek het niet op te merken. “Alles wat je moet weten bevind zich in dit document.” De commissaris greep naar een dossier dat op het topje lag van de papierberg en gaf het aan Louis. Op de bruine omslag stond met een stempel op gedrukt: “VERTROUWELIJK.” “Dank u meneer commissaris, ik zal mijn best doen, meneer.” Louis boog zijn hoofd meerdere keren, alsof ze beiden in Japan leefden. Een klein, vreugdloos, glimlachje verscheen op de dikke lippen van de commissaris. “Het ga je goed, Louis.” En toen Louis hem bleef aankeken als een puppy, draaide de commissaris zich om en ging aan zijn bureau zitten. Hij leunde met zijn ellebogen op het bureau en streek met zijn vingers door zijn niet bestaande haren. De commissaris zag eruit als een junkie die al een tijdje geen shots meer kreeg. Maar wat kon Louis dat schelen? Hij had een belangrijke zaak, en deze keer zou hij eindelijk degelijk betaald worden. Met een grote glimlach op zijn gezicht ging hij het kantoor uit.
|
|
Deleted
Deleted Member
Posts: 0
|
Post by Deleted on Feb 2, 2007 19:44:38 GMT 1
Louis nam een stapel papier vast en duwde die in een lade van zijn bureau. Met nieuwsgierige vingers legde hij de bruine omslag op zijn bureau. Hij trok voorzichtig de plakband van de bruine omslag. Een foto gleed door de opening die hij al gemaakt had. Op de foto stond een Marokkaanse vrouw, in haar 20 raadde Louis. Ze had krullig haar dat tot haar schouders kwam en diepe kastanjebruine ogen. Het was een mooie foto vond Louis. Ze keek om haar schouder naar diegene met het fototoestel en had een natuurlijke brede glimlach om haar lippen. Het was het soort meisje waar elke man verliefd kan op worden. Hij maakte de opening compleet en haalde er enkele foto’s en nog meer papier uit. Hij besloot eerst het papierwerk te doen. Het meisje van de foto was Sam Waheed, ze was 22 jaar en was sinds eergisteren vermist. Ze was het laatst gezien in het café ’t Hoekske door een bezorgde uitbater. Er was al 1 ongeïdentificeerde verdachte, een man in een regenjas die net voor Sam uit het café vertrok. Ook waren er al drie kandidaten die de verdachten konden zijn. 3 jongens die al eerder beschuldigd waren van verkrachting, maar die onschuldig werden bewezen. Hun foto’s lagen verspreid op Louis zijn bureau. Louis wist waar hij moest beginnen. Maar, onderaan het blad, stond er nog iets wat Louis ergerde. Pedro Lopez zou zijn partner worden. Pedro Lopez was de nummer 1 agent van het bureau, naar het schijnt had hij nog nooit een zaak onopgelost gelaten. Dus, redeneerde Louis, zou Pedro weer met alle eer weglopen. Louis zuchtte even en haalde zijn schouders op. Hij had deze job gekozen om andere mensen te helpen, en niet om met de eer te strijken, toch? Toch bleef Louis er mee geërgerd zitten. En alsof Pedro Lopez Louis had horen nadenken, legde hij zijn knokkelige op Louis zijn schouder. Verschrikt draaide Louis zijn hoofd. Groene ogen, gevangen achter rechthoekige brilglazen, keken neer op Louis. De ogen behoorden toe aan Pedro Lopez, een man die in zijn 50 was en bijna met pensioen ging. Zijn haar was zelfs korter dan dat van Louis. Een klein glimlachje was te zien onder de bruine snor. “Zo te zien ben jij mijn nieuwe partner.” Zijn schorre stem was puur zakelijk. Louis probeerde in de ogen te kijken van Pedro, maar werd geïntimideerd door het oogcontact en keek in plaats naar zijn snor. “Ik geloof van wel.” Zuchtte Louis, nog altijd niet tevreden met het feit dat hij met Lopez moest samenwerken. Pedro, de levende leugendetector, begreep het. Er viel een kleine stilte. “Waar denk jij dat de beste plaats zou zijn om te beginnen?” Vroeg Pedro. Louis keek even in de ogen van Pedro en glimlachte. Misschien was Pedro toch zo slecht niet? Louis keek in het document en dacht na. “Ik denk dat we het best zouden beginnen met het ondervragen van de drie verdachten.” Zei Louis als een brave leerling tegen zijn leerkracht. Pedro knikte.
|
|
Deleted
Deleted Member
Posts: 0
|
Post by Deleted on Feb 17, 2007 23:18:52 GMT 1
Louis en Pedro zaten in de Golf, Pedro was aan het rijden. Louis keek uit het raam naar de bouwvallige rijhuizen die tegen elkaar rustend terwijl ze aan het afsterven waren. “Weet je wat ik me soms afvraag?” Vroeg Louis om de stilte te verbreken. Pedro fronste, hij had blijkbaar gehoopt dat de stilte zou blijven. Louis wachtte niet op Pedro zijn antwoord. “Ik vraag mij af of er in die huizen werkelijk mensen wonen.” Pedro draaide een straat in, het uitzicht bleef hetzelfde. “Niet iedereen heeft zoveel geluk als ons. Sommige mensen hebben geen keuze geloof ik.” Antwoordde hij kalm. Dat geloofde Louis niet. “Je hebt altijd een keuze.” Fluisterde hij tegen zichzelf. Of Pedro had het niet gehoord of hij maakte er geen notitie van. De rest van de rit bleef het stil, en de huizen bleven eindloos doorgaan.
Toeval was, dat de drie huizen van de verdachten, alle drie naast elkaar stonden. Ze zagen er alle drie hetzelfde uit. Het huis was misschien 6 meter breed, met elk een ruit beneden en twee kleine ruiten op het bovenverdiep. De rode bakstenen van de huizen leken alsof ze er elk moment konden uitvallen. Pedro zette de motor af en draaide zich in de leren stoel. Hij maakte een klein scheetgeluidje, maar zijn blik bleef serieus. Hij keek Louis in de ogen, weeral. “Ik zal aan het woord zijn. Jij moet alleen maar luisteren en hun gedrag onderzoeken.” Louis herinnerde zich daar iets van, misschien had hij het ooit gehoord op politieschool. Alsof je dat onthoudt. “Waar moet ik dan op letten?” Er was een vleugje ergernis te bespeuren in Pedro zijn ogen. “Als ze zenuwachtig zijn, als ze met hun ogen naar een ander punt kijken, als ze in hun broek plassen, alles!” Louis, een beetje op zijn tenen getrapt, knikte. Pedro kroop uit de Golf en sloeg de deur dicht. Louis volgde.
|
|